Gravensteiner

Gravensteiner. .

Gravensteiner
Synoniemen:
Dat de Gravensteiner in Europa grote bekendheid heeft genoten, blijkt uit de vele namen die aan het ras zijn gegeven.
  • Strömling. (Zwitserland)
  • Graasten, Gul Graastener, Grafstynek,Gelber Gravensteiner, Gravensteyn.
  • Blumen-Calvill, in Bayern.
  • Bloemencalville.
  • Gravensteinder. (Matth. van Noordt, met fraaie afbeelding)
  • Calville Gravenstein. (Ann. de Pom., 2 , pag. 109)
  • Gravenapfel, omgeving Württemberg.
  • Ernteapfel. in de Elzas.
  • Haferapfel.
  • Rosenapfel.
  • Sommer-Calvill, in Baden.
  • Sommerblumen Calvill, omgeving Hannover.

De onderstaande synoniemen zijn falso.

  • Sommerköning.
  • Prinzessinnapfel.
  • Prinsenappel.
  • Paradies.
In de Angelsaksische literatuur wordt van Gravenstein gesproken. De appel is in geheel Europa breed verspreid geweest, maar in Nederland over het algemeen van weinig betekenis gebleven. Wel is hij in Limburg ooit vrij algemeen geteeld en is hij in Utrecht nog van enig belang geweest. Er zijn verschillende kleurvarianten. In Kesteren is een zeer fraaie kleurmutant gevonden die de “Crimson Gravensteiner” wordt genoemd.
Herkomst:
Over de herkomst van dit zeer oude ras bestaan verschillende theorieën. Deutschland`s Obstsorten meldt, waarschijnlijk is de appel afkomstig uit de tuin van kasteel Gravenstein bij Apenrade. Van de hertog Von Augustenberg in het oorspronkelijk Deense later Duitse deel van Sleeswijk Holstein.
Volgens Deutsche Obstcabinet is de vrucht de Ville Blanc. Waarvan omstreeks 1670 entmateriaal uit Zuid-Tirol naar Graaf Chr. Ahlefeldt bewoner van kasteel Graasten in Zuid-Jutland in Denemarken, gestuurd is door diens broer.
Volgens weer anderen komt het ras uit Rusland. Vast staat dat het een zeer oud ras is en wordt vanaf 1669 in Denemarken beschreven. De vrucht is rond 1760 in de handel gebracht. In het koele Noordwest Europese zeeklimaat is de vrucht van betere kwaliteit dan in Midden- en Zuid Europa. Hij werd dan ook van oudsher in Noord-Duitsland, Denemarken en Scandinavië bijzonder gewaardeerd en bracht daar de hoogste prijzen op. De appel gold van oudsher als een topper.

Er bestaan ook verschillende mutanten met een afwijkende kleur, meestal roodschillig zoals:

  • Rode Gravensteiner.
  • Graastener Dansk.
  • Graastener Fra Taarnborg.
  • Gravensteiner van Gunstrup.
  • Gravensteiner van Wickenburg.
  • Gravensteiner van Saebygard.
  • Crimson Gravensteiner.
  • Wintergravensteiner.
Vrucht:
Gravensteiner vrucht
plukrijp:eind augustus tot midden september.
consumptierijp:eind september tot eind december / begin januari..
afmetingen:middel tot groot, 65 mm breed, 70 mm hoog, gewicht 130 gram. Vorm varieert van breedbolvormig tot hoog-rondachtig maar altijd meer hoog dan breed. Over de vruchtzijden lopen brede ribben en doet wat “Calville-achtig” aan. De welving van de steelholte is breder dan van de kelkholte.
kelkholte:Kegelvormig diep en een beetje wollig, iets gerimpeld of met vrij zwakke of sterke gezwellen.
kelk:groot, half open en bij rijpe vruchten gesloten. Blaadjes breed, lang, aan de basis groen. Inwendige kelkholte is trechtervormig, dikwijls aan het klokhuis en daarin overgaand. Meeldraden hoogstandig.
steelholte:middelbreed, diep en nauw, gedeeltelijk bultig, straalvormig beroest.
steel:12-25 mm lang, 2-3.5 mm dik. Variërend groen-bruinachtig en een beetje wollig. Door de korte stelen drukken de appels elkaar weg wat een vroegtijdige val veroorzaakt. Matig diep ingeplant.
schil:glad, glanzend, vettig, hard, van vruchtvlees af te trekken. Onverwisselbaar hoog aromatisch. Sterke variatie door zon en schaduw.
grondkleur:geelgroen tot roodachtig geel.
dekkleur:rood, donkerrood, gemarmerd, 
kort gestreept, bij Rode Gravensteiner breed gevlamd tot flets bedekt, typisch sterk geurend. Sterke variatie door zon en schaduw.
vruchtvlees:geelachtig wit met groene adertjes, direct onder de schil en rondom het klokhuis meer geelachtig gekleurd. Middelvast, fijncellig, zeer sappig, harmonisch zoet, wijnachtig rins, met een uitzonderlijk nobel en sterk appelaroma. Knappend, niet vast maar wel stevig, grof met veel sap.
zaden:Zaden zijn groot, lang met scherpe uiteinden. De kleur is licht kastanjebruin en de meeste zaden zijn slecht ontwikkeld. Afmeteingen 9:4,5 – 8:4 mm. De goed ontwikkelde zaden zijn gebogen en spits.
klokhuis:groot, open. Model klokhuis ui- en/of eivormig. Klokhuiswanden breed-sikkelvormig, gebarsten.
Gevoelig voor:
Stip, drukplekken, schurft, fruitmot (Laspeyresia).
Oogst:
Vruchten hangen apart, niet windvast. De Gravensteiner werpt relatief veel onrijpe vruchten af, in het bijzonder wanneer de standplaats zanderig en droog is. Te vroeg geoogste vruchten of valfruit blijven zonder aroma maar zijn zeer geschikt om moes van te maken. In de moes komt de aroma weer terug. Rijpt periodiek, daarom meerdere keren drukvrij plukken. Plukprestatie zelden middel hoog. Moeilijk te plukken aan oude, grote hoogstammen. Transportgevoelig.
Bewaren:
In natuurlijk opslag tot november mogelijk bij 6ºC, daarna verlies van aroma, stip en vruchtrot nemen toe. Koelopslag is niet nodig, mogelijk bij +4ºC. Langer bewaren dan november biedt geen voordelen.
Gebruik:
Voor vers gebruik als eerste klas tafelappel. Huishoudelijk gebruik voor uitstekende appelmoes, zeer goed voor appelsap en wijn. Er is geen kwaliteit verschil tussen de oorspronkelijke Gravensteiner en de vele kleurmutanten die inmiddels ontstaan zijn.
Gravensteiner appel
Boom:
De Gravensteiner valt op door zijn zeer sterke groei. Al in zijn jeugdjaren op de boomkwekerij is dit al merkbaar. Groeit met een brede kroon. Gesteltakken steil- tot schuinopwaarts, middelmatige vertakkingen, zijtwijgen lang, soepel, later hangend. Vruchthout aan tweejarige langloten als korthout, vruchtsporen en korte vertakte stekeltwijgen. Vruchttwijgen middellang. Het eenjarig hout is vrij lang, glad en roodbruin van kleur met donkergroene bladeren.
Bloei:
Bloeit vroeg en langdurig. Door zijn vroege bloei is het nachtvorstrisico bij dit ras groot. Vooral de bloemen zijn nachtvorstgevoelig, het hout iets minder. Eerst eindstandig aan de kortloten die ontstaan op tweejarige langloten. Triploïd en heeft slecht stuifmeel. Zowel de blad- en bloemknoppen als de bladeren zijn vrij groot.De bloemen zijn zeer groot en sneeuwwit.
Opbrengst:
Op sterke onderstammen laat en zeer laat, meestal 15 tot 20 jaar na aanplant;opbrengst op geschikte standplaatsen slechts middelhoog, weinig op ongeschikte standplaatsen, meestal last van jaarlijkse (soms tweejarige) beurtjaren. De rode mutant is wat vruchtbaarder.
Gelijke bloeiers:
Bevruchters:
  • Cox`s.
  • James Grieve.
  • Ingrid Marie.
  • Jonathan.
  • Transparente de Croncels.
  • Transparente Blanche.
  • Ananasreinette.
  • Princesse Noble.
  • Englisch Winter Goldpearmain.
  • Yellow Bellflower.
  • Zoete Ermgaard.
  • Schone van Boskoop.
  • Keswick Codlin.
  • Mank` Codlin.
  • Landsberger Reinette.
Boomvorm:
Bolvormig, grote steil opgaande brede kroon, vroeg uitbinden om de groei te remmen. Bij sterke vruchtzetting dunnen. Zijtakken niet te veel snoeien om vruchtzetting te bevorderen. De eenjarige takken zijn lang, sterk, glad, bruinrood, aan de schaduwzijde olijfkleurig. De eindknoppen aan de 15 cm. en langere twijgen zijn meestal geen bloeiknoppen.
Groei:
Gravensteiner groeigrafiek 
N.B. de geplaatste grafiek heeft betrekking op Bongerd Groote Veen, 
groei van bomen is sterk afhankelijk van plaatselijke omstandigheden!
Onderstam:
Ze kan op alle typen onderstammen worden veredeld en is geschikt om zowel als struikvorm en als hoogstam opgekweekt te worden. Alle stamlengten mogelijk. Voor spalier niet geschikt, zelfs op zwakgroeiende onderstammen verkrijgt men een te sterke groei en begint te laat te dragen.
Weerstandsvermogen:
Hout en bloei vorst gevoelig, vatbaar voor schurftmeeldauwkanker, Flat Limb (virus), gevoelig voor koperbespuitingen en rookgassen. Vorst , kankerwonden na het zorgvuldig uitsnijden, herstellen zich spoedig door de goede groeikracht.
Standplaats:
Niet voor droge gronden (te veel vroegtijdige vruchtval). Voor voedselrijke, diepe goed doorlatende gronden die tijdens de gehele vegetatie periode beschikken over gelijkmatige stand van het bodemwater (niet te nat) en bodemdoorluchting. Voor milde, beschutte gebieden. Intensieve bodem en boomverzorging moeten eventueel gunstige standplaats nog aanvullen. Op kleigrond een gunstig resultaat. Voldoet in de kustgebieden goed, Deutschland`s Obstsorten schrijft: “Er will Seeluft atmen !, Je näher der Seeküste, umso prächtiger gedeiht er.”
Teeltwaarde:
Niet voor industriële productie ten gevolge van de geringe opbrengsten. De kwaliteit is uitstekend: kenmerkend en heerlijk zoet wijnachtig aroma met een goede zoetzuur balans in smaak.
Gravensteiner
Gelijkenissen:
  • Dulmener.
  • Geflamterkardinal. Wordt ten onrechte vaak als Gravensteiner verkocht.
Snoeien:
Oorzaak van verdwijnen: 
In Nederland is de Gravensteiner in 1943 afgevoerd van de lijst van aanbevolen rassen. Om een onduidelijke reden is deze bij de consument gewilde appel door de handel nooit zo gewaardeerd. Met de komst van James Grieve als zomerappel kreeg de Gravensteiner concurrentie. De zeer late vruchtbaarheid (15 tot 20 jaar) en de beurtjaargevoeligheid waren bij de vergelijking van deze twee rassen nadelige eigenschappen van Gravensteiner. James Grieve is uiteindelijk steeds populairder geworden. De groei van de Gravensteiner is te sterk voor de moderne fruitteelt en de vruchten hebben gauw last van stip. De vorstgevoeligheid en vatbaarheid voor kanker en andere reeds genoemde ziekten werkten niet in zijn voordeel. In Italië is de Gravensteiner eerder rijp dan in Nederland en deze appels, hoewel matig van smaak door de te hoge temperaturen, worden op de Duitse markt afgezet. Wel hadden sommige telers en fijnproevers voor eigen gebruik een Gravensteiner bij huis staan. Internationaal heeft de appel echter nog altijd een prima reputatie.
Plantadvies: 
Aan te raden, mits voldoende rekening wordt gehouden met specifieke eisen, wat betreft standplaats, grondsoort en verzorging en men voldoende geduld kan opbrengen.
Diversen:
De geur van de Gravensteiner is nergens mee te vergelijken. Is het summum van appelgeur door het uitscheiden van sterke geurstoffen van uit de schil. De Teltower Wintergravensteiner is een soort die niets gemeen heeft met de Gravensteiner. Komt voor op de rassenlijst voor appels in Drenthe.
De boom moet gedund worden, met als doel: beter ontwikkelde vruchten, voorkomen van beurtjaren en behoud van de boomvorm.
Brongegevens:
  • Appelsoorten, Herbert Petzold, blz. 104.
  • Appel- en Perenboek, blz. 38.
  • Pomospost zomer 1997 door Jan Veel, blz. 11.
  • Nederlandse Fruitsoorten (1942).
  • Verdwenen appel- en perenrassen, blz. 24.
  • De Nederlandsche Boomgaard no.31 (1868)
  • Deutschland`s Obstsorten 1e Lieferung. (1909)
Gravensteiner blad
04.09.2009